Reflecties
Hoofdzakelijk bedoeld voor Vives.
4/9/2017 0 Reacties reflectie 4Vrijdagochtend probeerde ik net zoals Laura een STEM-les uit, getiteld ‘de hovercraft’. De vraag voor de leerlingen doorheen de les was: Hoe kan je een cd laten glijden/zweven over je lessenaar, zonder er aan te komen? Ik verdeelde hen in kleine groepjes van maximum 4 leerlingen en elk groepje kreeg een cd, een dopje met een gaatje in, een ballon en plakband.
Vooraleer ik hen liet experimenteren in groepjes met het materiaal, vroeg ik hen hoe ze naar school gekomen waren die ochtend. Zo kon ik een aanknopingspunt vinden met het vreemd voertuig dat we deze les zouden ontwikkelen. Ik toonde hen daarna een filmpje van een man op een skateboard die vooruit rolde door middel van een brandblusapparaat. Ze keken heel aandachtig en gefascineerd! Hier worden nooit filmpjes getoond (de studenten of leerkrachten beschikken vaak niet over een laptop), dus ze waren enthousiast over deze beelden. Ik kreeg de indruk dat ze in het begin van de les niet goed wisten wat er gebeurde, want ik volgde het gebruikelijke 5-stappenplan niet. Toch konden de meeste leerlingen wel meedenken over hoe het komt dat de man vooruit kan gaan zonder zich af te duwen. Toen ik de opdracht van de les uitlegde en hen verdeelde in groepen, moesten ze eerst een tekening maken van hoe hun hovercraft er waarschijnlijk moet uitzien. We gaven hen al meteen het materiaal, maar daar mocht nog niet echt mee geëxperimenteerd worden (4. Leerkracht als organisator). Ik merkte dat dit moeilijk was, omdat ze vaak niet zelf de kans krijgen om met materiaal te handelen. Toen ik eens een les observeerde over de verschillende lagen in de bodem, had mijn studente wel degelijk goed materiaal mee. Jammer genoeg bleef het bij een demonstratie helemaal vooraan, dus de leerlingen achteraan pikten er weinig van mee. Ook hebben de leerlingen de aarde niet aangeraakt, hebben ze er niet aan geroken… (5.3 Kennis hebben van de beroepsuitoefening in andere landen) Ik liet enkele groepjes hun tekening voorstellen, om de anderen op ideeën te laten komen. Hier kon ik weinig bijsturen omdat er veel verteld werd en niet veel vertaald werd naar mij toe, dit werd meer een gesprek tussen mijn studente en de leerling. Ik heb mijn studenten en mijn klasleerkracht vooraf heel duidelijk gezegd dat ze geen oplossingen mogen verklappen, maar dat de leerlingen zelf moeten denken. Ik kreeg de indruk dat ze dit begrepen en ook vooral vragen stelden als ‘waarom?’ en ‘hoe?’ (4.2 Samenwerken en netwerken). Toen ze aan de slag mochten met het materiaal om hun hovercraft te ontwerpen, werd het luider en luider in de klas. Mijn studenten zeiden dan ook enkele keren dat het ‘too noisy’ was, maar ik vond dit meer dan normaal. We hadden voor de les enkele afspraken gemaakt, maar als de kinderen volop in een ontdekkingsproces zitten, is het normaal dat ze luider overleggen. Ook zijn ze het helemaal niet gewoon om in groepjes met materiaal te experimenteren, dus ik vond het eerder positief dat ze zo geëngageerd waren om te zoeken. Het duurde misschien wel eventjes vooraleer een groepje een oplossing had gevonden die voldeed aan de beschrijving van de opdracht, maar het mag ook niet te gemakkelijk zijn (4.3 Zelfvertrouwen hebben). Ik had ook niet het gevoel dat er groepjes opgaven omdat ze de oplossing niet vonden. Ik denk dat we twee keer de klas stilgelegd hebben om een klassikale tip te geven, zodat ze weer verder konden zoeken. Hier was de hulp van Laura en de andere studenten zeker nuttig. Ook viel het ons op dat het daarna allemaal in een versnelling kwam te zitten. Vanaf het moment dat één groepje zijn ballon kon laten glijden over hun bank, volgden de anderen snel omdat ze het geluk zagen. Dit was echt heel tof om te zien! Twee leerlingen vroegen me tijdens de les of ze een samenvatting gingen moeten opschrijven in hun notebooks. Toen we zeiden van niet, waren ze echt heel aangenaam verrast. Het deed me dus zeker deugd om ze eens iets anders te laten doen dan gewoonlijk. Ik had zelfs nog even de tijd om te reflecteren met de leerlingen. Ik herhaalde het fenomeen in verband met de verplaatsing van de lucht aan de hand van een tekening op het bord en kon enkele vragen stellen over hoe ze de les hadden ervaren. Na de les mochten ze hun wagen meenemen naar huis of vroegen ze me naar het overige materiaal om thuis eens te tonen. Het deed me dan ook deugd om te zien dat enkele leerlingen een nieuwe ballonwagen thuis hadden gemaakt en graag wilden laten zien hoe goed hij over de bank gleed. Ik denk dat we allebei aangenaam verrast waren door het succes van deze twee activiteiten!
0 Reacties
3/14/2017 0 Reacties reflectie 3Ik gaf mijn eerste les in het 5e leerjaar vorige week dinsdag. Het onderwerp van de les was ‘een kommagetal vermenigvuldigen met een geheel getal: cijferen’. Ik was aangenaam verrast door de snelheid waarmee ik de les kon geven. Er gaat opvallend minder tijd verloren met het vertalen, omdat ik het gevoel had dat de leerlingen al enkele dingen meepikten tijdens mijn Engelse uitleg. Ik was dan ook tevreden van mijn les omdat ik alles heb kunnen doen wat ik had gepland en de leerlingen de werkwijze begrepen. Toch vielen me grote verschillen op tussen de leerlingen op vlak van de Engelse taal. Heel wat leerlingen doen hun best om in het Engels terug te antwoorden, terwijl ik dit zeker niet verwacht, maar andere leerlingen begrijpen niets van wat ik zeg. Ik voelde dat ik een tempo hoger schakelde dan in het 2e leerjaar, maar ik zal tijdens mijn volgende les ook rekening moeten blijven houden dat niet iedereen Engels begrijpt of spreekt.
Na mijn les stond onze activiteit voor Women Day gepland (5.1 Zijn vakgebied in een internationale context kunnen plaatsen). We gingen de laatste 40 minuten van de voormiddag enkele spelletjes spelen op de speelplaats rond gelijkheid tussen jongens en meisjes. Onze studenten waren hier allemaal van op de hoogte, maar toch kreeg ik niet de toestemming om meteen na het eindigen van mijn les te vertrekken naar beneden. De leerlingen hadden namelijk nog niets in hun werkschrift geschreven over de les van vandaag. We maken de les telkens de dag ervoor samen, we vertalen deze samen en overlopen de stappen door de les voor te tonen aan onze studenten. Toch is het al vaak voorgevallen dat ze tijdens de les zelf vragen om iets op een andere manier te doen, of misschien toch beter enkele oefeningen samen te maken in plaats van individueel… (4.4 Zich flexibel opstellen). Nu moesten de leerlingen dus na mijn les nog alles overschrijven, pas dan kon de activiteit van start gaan. Ook de oefening van mijn inleiding, die eigenlijk vooral diende als context, moest genoteerd worden. Dit duurde enorm lang, en uiteraard werkt niet elke leerling even snel. Iedereen moest dus wachten op elkaar, en nu weet niemand dus of ze het correct hebben overgeschreven want deze boekjes werden niet verbeterd. Achteraf gezien hebben we toch nog een goed spel kunnen spelen waarbij we in onze bespreking hadden over het feit dat jongens en meisjes dezelfde hobby’s en interesses kunnen hebben. Ik hoop de andere geplande spelen nog eens uit te voeren in een sportles (die te snel afgelopen is) of in een vrij uurtje. Het komt hier namelijk vaak voor dat ze een uur lang niets voorzien hebben en dan mogen de leerlingen doen wat ze willen. Als de studenten akkoord zijn, vraag ik om toch iets nuttigs te doen en te improviseren. Ik heb het er namelijk moeilijk mee dat de leerlingen gewoon moeten wachten en toekijken, terwijl de schooldagen hier al heel kort zijn (4 uur les per dag). Ik heb al een Nederlandstalig lied kunnen aanleren en enkele andere nieuwe spelletjes aangebracht, wat leuker is dan de uitleg ‘they are just chilling until break’ (4.6 Creativiteit tonen). Het frustreert me soms dat er, in mijn ogen, weinig efficiënt tewerk gegaan wordt. Ik sta dus in de klas met 3 studenten, die ook stage lopen, en de normale klasleerkracht en ze geven om de beurt een voormiddag les. Er stond eens een leestoets gepland: elke leerling moest om de beurt een alinea voorlezen bij de leerkracht, waarop hij/zij punten gaf. De leerlingen gingen dus één voor één naar de student die op dat moment les moest geven en de andere studenten deden niets en keken toe. Het duurde twee uur vooraleer iedereen (46 leerlingen) zijn leestoets had volbracht, terwijl dit driedubbel zo snel kon gaan moest elke leerkracht in een hoek van de klas enkele leerlingen laten lezen en beoordelen. Ik vroeg aan één van mijn studenten wat de leerlingen moesten doen als ze nog naar de leerkracht moesten gaan; het antwoord was dat ze de tekst moesten lezen. Daarna vroeg ik wat er verwacht werd van de leerlingen die al gelezen hadden bij de leerkracht; maar daar konden ze niet op antwoorden (die waren klaar dus hielden hen wat bezig met de andere leerlingen en waren weeral niets aan het doen). De schooldagen zijn hier al heel kort (4 uur les per dag), maar er gaat heel vaak nog zoveel tijd verloren. Dit is zeker niet de schuld van de studenten, maar de klasleerkrachten zijn het vaak niet anders gewoon. Ik probeer tijdens mijn lessen te laten zien dat de leerlingen het leuk vinden om te oefenen door af te sluiten met een tof spel of hen niet doelloos te laten werken (4 Leerkracht als organisator). 2/27/2017 0 Reacties REFlectie 2Onze tweede lesweek zit er op. Het voelde goed om een normaal (bio)ritme te kweken, elke dag naar school te gaan en me te gedragen als een Cambodjaanse studente. Ondertussen ken ik de klas al redelijk, lukt het samenwerken met mijn studenten steeds beter en heb ik al enkele lessen kunnen geven.
Door de vele observaties, ken ik de manier van lesgeven voor wiskunde en sport al goed. Het lukt om deze lessen deels te volgen, door de oefeningen, prenten, bewegingen en groepsverdelingen… Tijdens onze eerste intervisie hebben we dan ook de sportlessen van wat dichterbij bekeken. Ik zou graag in het 5e leerjaar ook eens een sportles geven, om eens een nieuw spel aan te leren waar geen (of weinig) materiaal voor nodig is. Nu is elke les een korte estafette in rijen, of zijn het oefeningen in rijen (vergelijkbaar met hoofd-schouders-knie-en-teen). Op woensdagvoormiddag kwamen Veerle en Samphon van VVOB een kijkje nemen in onze les. Ik was best tevreden over de les die ik moest geven over de symbolen <, > en =. Met het cookiemonster kon ik de aandacht van de leerlingen goed vasthouden (2 Leerkracht als opvoeder). Achteraf vond een bespreking plaats met de model teacher, Samphon en mezelf. Als intro van de les testte ik wie de vermenigvuldigingen al kon of wie nog niet, want ze moesten geen twee getallen vergelijken, maar twee vermenigvuldigingen. Mijn student hield 6 bladen vast (van 0 tot en met 5) en ik hield er 11 vast (van 0 tot en met 10). Elke leerling kreeg een vermenigvuldiging voorgeschoteld en bij elke leerling wisselde één van ons het papier. Het was mijn bedoeling om alle vermenigvuldigingen door elkaar te herhalen, maar tijdens de oefening voelde ik aan dat dit misschien nog te moeilijk was. De oefening nam bijgevolg redelijk wat tijd in beslag. Dit vond ik normaal, omdat de leerlingen dit nog nooit eerder hebben moeten doen. Toch was ik achteraf blij dat ik het zo deed, omdat ik nu meer zicht heb op wie ik extra moet helpen (1 Leerkracht als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen). Mijn model teacher zei ook dat het misschien beter is om eerst alles van 0 te herhalen, daarna alles van 1 en pas daarna alle vermenigvuldigingen door elkaar aan te bieden. Zo kun je meer focussen op de regel. Mijn les op vrijdag viel net voor de speeltijd. Ik hernam dezelfde intro als op woensdag, maar volgde nu de feedback van de mentor (2.2 Culturele relationele competentie). Zo bleef het ene blad op 0 staan, terwijl het andere blad wisselde. Op die manier zien de leerlingen misschien beter dat vermenigvuldigen met 0, 0 is. Daarna deed ik hetzelfde maar met getal 1, en nadien deed ik alles door elkaar, tot elke leerling van de klas een vermenigvuldiging had opgelost. Omdat de leerlingen deze oefening nu al kenden, ging dit heel vlot. Ik was dan ook opgelucht toen de model teacher zei dat dit beter was. Na de les waren de leerlingen klaar met hun oefeningen, maar nog niet met het noteren van hun huiswerk. Ze moesten bijgevolg deze opdrachten nog noteren in hun schriftje. Het ‘probleem’ dat de leerlingen telkens heel veel tijd verliezen met de datum, de titel, de oefeningen én het huiswerk op te schrijven; lijkt me heel moeilijk om op te lossen. Mijn studenten staan er echt op dat ze dit blijven doen. Dat begrijp ik, want in hun leeg schriftje moet er ten minste een datum zijn om enige opbouw te krijgen. De leerlingen moesten dus gedurende de volledige speeltijd hun huiswerk noteren. Ik voelde me ongemakkelijk, want aan de ene kant was het mijn schuld dat dit nog moest gebeuren omdat ik mijn les zelf te lang had laten duren (4 Leerkracht als organisator). Aan de andere kant blijven de leerlingen heel vaak in de klas tijdens de speeltijd om hun huiswerk te maken. Mijn studenten zeiden dan ook constant dat ik er niet mee hoefde in te zitten, omdat dit vaak gebeurt. Ik vind het moeilijk om manieren over te brengen waarop ik lesgeef in Vlaanderen, omdat er veel andere zaken zijn waar ik rekening mee moet houden. Zo noteerde ik in één van de lessen 8 oefeningen op het bord die ze moesten oplossen. Het duurde inderdaad lang vooraleer ze die hadden overgeschreven en opgelost, maar ik had er tijd voor. Ik kreeg toen het commentaar dat 5 oefeningen echt wel het maximum is voor een wiskundeles. Toen ik antwoordde dat de meeste leerlingen klaar waren met hun 8 oefeningen, of toen ik zei dat er na 5 oefeningen reeds heel wat leerlingen niets meer te doen hadden, kreeg ik geen echt antwoord terug. Dit hangt ook samen met de ontbrekende differentiatietechnieken. Als een leerling klaar is, kiest die wat hij/zij doet. Ze hechten dus heel veel belang aan klassikale herhaling, maar als een leerling maar 5 oefeningen individueel mag oplossen, weet je niet of iedereen het wel echt begrijpt. Dat is een reden voor het feit dat hier niet gedifferentieerd wordt (5.3 Kennis hebben van de beroepsuitoefening in andere landen). Het is bijgevolg heel erg moeilijk om dit in te voeren, want nu weet ik al een klein beetje wie altijd perfect kan antwoorden of wie uitvalt voor wiskunde, maar komende woensdag schuiven we met onze studenten mee naar het 5e leerjaar. Dat vind ik jammer, want nu kennen de kinderen in het 2e leerjaar me al redelijk en omgekeerd. Aan de andere kant, de leerlingen in onze nieuwe klas zullen misschien al een woordje Engels spreken, wat het lesgeven een stuk kan vergemakkelijken! 2/21/2017 0 Reacties reflectie 1We zijn hier nu ongeveer een week en hebben al heel wat eerste indrukken verwerkt. Het is nu maandag 20 februari, en vorige week vrijdag gaf ik mijn eerste les wiskunde in het 2e leerjaar. De klas telt 46 leerlingen en ik sta samen met 3 lokale studenten.
Het onderwerp van mijn eerste les was ‘vermenigvuldigen met 1’. De leerlingen hebben een leeg werkschrift voor elk vak en er is ook een klein boekje voor de leerkracht beschikbaar voor wiskunde. In dit boekje staan allerlei oefeningen gegroepeerd en aan de hand hiervan maken ze hun lessen op. Elke les gaat over 1 soort oefening (telkens opgebouwd uit titel – oefeningen – definitie) en deze opbouw wordt sterk gevolgd. Toen ik te horen kreeg waarover mijn 40 minuten-durende les zou gaan, vond ik dit wat absurd. Wij spenderen geen volledige les aan het feit dat 5 x 1 = 5 of 1 x 8 = 8… (2.2 culturele flexibiliteit) In België brengen we gewoon de tafel van 5 en 8 aan, en leggen hier een nadruk op. Toen ik vroeg of dit nieuwe leerstof was voor hen, zeiden mijn studenten dat dit reeds gekend was (‘They know, they know! It’s easy for them!’). Ik vond het vreemd om daar dan nog eens zoveel tijd aan te besteden en er 10 oefeningen op te maken (dit is zelfs al veel, tijdens de geobserveerde lessen waren er veel leerlingen die maar 5 oefeningen maakten gedurende de volledige les). Dat er zo weinig tijd gaat naar de inoefenfase komt doordat er heel wat leerstof klassikaal wordt opgezegd of letterlijk moet worden overgeschreven. Hierdoor heb ik nog maar heel weinig informatie kunnen verzamelen over de sterktes en zwaktes van de leerlingen. Achteraf gezien ging de eerste les beter dan verwacht, maar toch zaten me enkele dingen dwars. Zo stonden mijn studenten elk ergens in de klas verspreid, en als de ene mijn zin niet kon vertalen, nam de andere het over. Na enige tijd waren ze alle drie in het Khmer aan het praten met de leerlingen en kon ik niet meer volgen. Dit gaf me het gevoel dat ik niet meer de leerkracht was, maar zij allemaal. Ik had achteraf niet het gevoel dat ik de les gegeven had. Ik nam me dan ook voor om vóór het starten van mijn tweede les 1 vertaler aan te duiden zodat de leerlingen niet verward zijn door de vele leerkrachten. Als mijn vertaler een zin niet begreep, vroeg ik om niet te veel aan de andere studenten te vragen maar ik zou het anders verwoorden (2.6 culturele relationele competentie). Vandaag gaf ik mijn tweede les, over het feit dat 2 x 3 = 3 x 2 = 6. Dit ging al wat beter nu ik letterlijk vroeg aan 1 student om mijn vertaler te zijn voor de volledige les. Ik heb hier wel een vervelende ervaring meegemaakt die wat door mijn hoofd spookt. Toen er deze ochtend tijdens het maken van de oefeningen een leerling de opdracht niets deed, vroeg ik mijn student om te vragen of hij wist hoe eraan te beginnen. Dit was niet het geval en daarop zei mijn student dat ‘de leerling heel erg zwak is’. Ik vroeg of ik hem apart kon nemen om nog eens de draad op te pikken, de uitleg te herhalen en samen enkele oefeningen te overlopen (2.3 culturele veerkracht, 1. Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen). Dit ging heel erg moeilijk omdat ik zelf geen controle had over hoe de student mijn zinnen vertaalde, maar het werd wel meteen duidelijk dat de leerling echt geen idee had hoe hij eraan moest beginnen. Zelfs het tellen tot tien ging heel moeizaam. Daarna besloten we dat ik me zou concentreren op de rest van de klas, terwijl mijn student verder ging met de leerling. Toen ik na 5 minuten terugging om te kijken hoe het vorderde, waren bijna alle oefeningen al gemaakt! Dit kon ik niet geloven en dus vroeg ik mijn student of hij het nu begreep. Het antwoord was ‘neen’. Ze hadden samen de factoren omgewisseld (2 x 3 wordt 3 x 2), maar de oplossingen schreef mijn student op in het schrift van de leerling (‘want hij kan echt nog niet vermenigvuldigen…’). Ik had/heb er echt moeite mee dat er geen oplossing werd/wordt gezocht voor het probleem, het kind werd/wordt op die manier volledig aan zijn lot overgelaten en zal tijdens de volgende les nog meer problemen ondervinden. Het kind zag er absoluut niet gelukkig uit, en dus zou ik graag iets verzinnen om hier aandacht te besteden aan de kinderen die uit de boot vallen en geen kans krijgen om op hun niveau of tempo oefeningen te maken. Overmorgen geef ik mijn derde les, over het ‘vermenigvuldigen met 0’. Dit is opnieuw zo’n oefening die in het boek staat, dus moet er een les aan besteed worden, terwijl de leerlingen reeds weten dat de uitkomst telkens nul is. Ik vind het moeilijk om een actieve werkvorm te tonen of een motiverend spel te spelen over zo’n specifiek onderwerp. Ik probeerde vandaag en tijdens mijn eerste les ook al een spel te spelen (4.6 creativiteit tonen), maar ik merk dat de leerlingen niet gewoon zijn om van hun lessenaar te komen tijdens de les om een spel te spelen. Vandaar dat deze twee spelen telkens luidruchtig verliepen, waarop mijn studenten me vertelden dat het ‘too noisy’ was. Ik hoop dus zeker nog om tijdens mijn tijd in het 2e leerjaar (we zullen ook nog lesgeven in het 5e leerjaar) te tonen dat een leerrijk spel wél vlot kan verlopen, met de nodige afspraken (4. Leraar als organisator). Ik zal in mijn volgende les op woensdag ook proberen om de leerlingen bij de les en rustig te houden zonder dat het slaan op de lessenaar met de houten lat eraan te pas komt (2. Leraar als opvoeder). Ik merk hier namelijk echt geen verschil als mijn studenten met de lat slaan of niet. |
Archieven
April 2017
Categorieën |