Reflecties
Hoofdzakelijk bedoeld voor Vives.
2/27/2017 0 Reacties REFlectie 2Onze tweede lesweek zit er op. Het voelde goed om een normaal (bio)ritme te kweken, elke dag naar school te gaan en me te gedragen als een Cambodjaanse studente. Ondertussen ken ik de klas al redelijk, lukt het samenwerken met mijn studenten steeds beter en heb ik al enkele lessen kunnen geven.
Door de vele observaties, ken ik de manier van lesgeven voor wiskunde en sport al goed. Het lukt om deze lessen deels te volgen, door de oefeningen, prenten, bewegingen en groepsverdelingen… Tijdens onze eerste intervisie hebben we dan ook de sportlessen van wat dichterbij bekeken. Ik zou graag in het 5e leerjaar ook eens een sportles geven, om eens een nieuw spel aan te leren waar geen (of weinig) materiaal voor nodig is. Nu is elke les een korte estafette in rijen, of zijn het oefeningen in rijen (vergelijkbaar met hoofd-schouders-knie-en-teen). Op woensdagvoormiddag kwamen Veerle en Samphon van VVOB een kijkje nemen in onze les. Ik was best tevreden over de les die ik moest geven over de symbolen <, > en =. Met het cookiemonster kon ik de aandacht van de leerlingen goed vasthouden (2 Leerkracht als opvoeder). Achteraf vond een bespreking plaats met de model teacher, Samphon en mezelf. Als intro van de les testte ik wie de vermenigvuldigingen al kon of wie nog niet, want ze moesten geen twee getallen vergelijken, maar twee vermenigvuldigingen. Mijn student hield 6 bladen vast (van 0 tot en met 5) en ik hield er 11 vast (van 0 tot en met 10). Elke leerling kreeg een vermenigvuldiging voorgeschoteld en bij elke leerling wisselde één van ons het papier. Het was mijn bedoeling om alle vermenigvuldigingen door elkaar te herhalen, maar tijdens de oefening voelde ik aan dat dit misschien nog te moeilijk was. De oefening nam bijgevolg redelijk wat tijd in beslag. Dit vond ik normaal, omdat de leerlingen dit nog nooit eerder hebben moeten doen. Toch was ik achteraf blij dat ik het zo deed, omdat ik nu meer zicht heb op wie ik extra moet helpen (1 Leerkracht als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen). Mijn model teacher zei ook dat het misschien beter is om eerst alles van 0 te herhalen, daarna alles van 1 en pas daarna alle vermenigvuldigingen door elkaar aan te bieden. Zo kun je meer focussen op de regel. Mijn les op vrijdag viel net voor de speeltijd. Ik hernam dezelfde intro als op woensdag, maar volgde nu de feedback van de mentor (2.2 Culturele relationele competentie). Zo bleef het ene blad op 0 staan, terwijl het andere blad wisselde. Op die manier zien de leerlingen misschien beter dat vermenigvuldigen met 0, 0 is. Daarna deed ik hetzelfde maar met getal 1, en nadien deed ik alles door elkaar, tot elke leerling van de klas een vermenigvuldiging had opgelost. Omdat de leerlingen deze oefening nu al kenden, ging dit heel vlot. Ik was dan ook opgelucht toen de model teacher zei dat dit beter was. Na de les waren de leerlingen klaar met hun oefeningen, maar nog niet met het noteren van hun huiswerk. Ze moesten bijgevolg deze opdrachten nog noteren in hun schriftje. Het ‘probleem’ dat de leerlingen telkens heel veel tijd verliezen met de datum, de titel, de oefeningen én het huiswerk op te schrijven; lijkt me heel moeilijk om op te lossen. Mijn studenten staan er echt op dat ze dit blijven doen. Dat begrijp ik, want in hun leeg schriftje moet er ten minste een datum zijn om enige opbouw te krijgen. De leerlingen moesten dus gedurende de volledige speeltijd hun huiswerk noteren. Ik voelde me ongemakkelijk, want aan de ene kant was het mijn schuld dat dit nog moest gebeuren omdat ik mijn les zelf te lang had laten duren (4 Leerkracht als organisator). Aan de andere kant blijven de leerlingen heel vaak in de klas tijdens de speeltijd om hun huiswerk te maken. Mijn studenten zeiden dan ook constant dat ik er niet mee hoefde in te zitten, omdat dit vaak gebeurt. Ik vind het moeilijk om manieren over te brengen waarop ik lesgeef in Vlaanderen, omdat er veel andere zaken zijn waar ik rekening mee moet houden. Zo noteerde ik in één van de lessen 8 oefeningen op het bord die ze moesten oplossen. Het duurde inderdaad lang vooraleer ze die hadden overgeschreven en opgelost, maar ik had er tijd voor. Ik kreeg toen het commentaar dat 5 oefeningen echt wel het maximum is voor een wiskundeles. Toen ik antwoordde dat de meeste leerlingen klaar waren met hun 8 oefeningen, of toen ik zei dat er na 5 oefeningen reeds heel wat leerlingen niets meer te doen hadden, kreeg ik geen echt antwoord terug. Dit hangt ook samen met de ontbrekende differentiatietechnieken. Als een leerling klaar is, kiest die wat hij/zij doet. Ze hechten dus heel veel belang aan klassikale herhaling, maar als een leerling maar 5 oefeningen individueel mag oplossen, weet je niet of iedereen het wel echt begrijpt. Dat is een reden voor het feit dat hier niet gedifferentieerd wordt (5.3 Kennis hebben van de beroepsuitoefening in andere landen). Het is bijgevolg heel erg moeilijk om dit in te voeren, want nu weet ik al een klein beetje wie altijd perfect kan antwoorden of wie uitvalt voor wiskunde, maar komende woensdag schuiven we met onze studenten mee naar het 5e leerjaar. Dat vind ik jammer, want nu kennen de kinderen in het 2e leerjaar me al redelijk en omgekeerd. Aan de andere kant, de leerlingen in onze nieuwe klas zullen misschien al een woordje Engels spreken, wat het lesgeven een stuk kan vergemakkelijken!
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
Archieven
April 2017
Categorieën |